Hier volgt een beschrijving van de overgrootvader van Louis Adriën Bähler
Louis Henri Bähler (1765-1836)
Louis Henri (roepnaam Louis maar ook wel Henri – zie het testament van zijn broer geheel onder aan deze pagina) Bähler werd in Zwitserland als oudste van zeven kinderen geboren op 19 mei 1765 in Wattenwil (Bern) in het koopmansgezin van Jaques Christian Phillipe en Jeanette Petit.
Hij studeerde (na een jaar letteren en drie jaar filosofie) theologie in Lausanne (Zwitserland), is er als voorganger ingewijd in 1788 (bron) en werd hulpprediker in de kerk te Corsier (bij Vevey) bij predikant Corboz. Om predikant te kunnen worden moest hij eerst wel de Formula Consensus ondertekenen, een belijdenisgeschrift waarin onder meer was opgenomen dat niet alleen de boodschap (uit de Bijbel) was geïnspireerd, maar ook alle leestekens en vocalen (die overigens veel later pas werden toegevoegd). Hij ondertekende het formulier op 16 juli 1788. Hij vertrok vervolgens naar Nederland en werd daar in 1791 proponent bij de Walen om daarna (in Den Haag) hulpprediker te worden.
Volgens gegevens uit ‘de familiestamboom Bähler’ en aantekeningen van Louis A. Bähler, ging hij in 1795 naar Amsterdam om huisleraar te worden bij Willem de Clerq. Dit is een misvatting; het was zijn zoon Pierre Benjamin die daar in 1831 huisleraar werd [bron: dagboeken van Willem de Clercq (1795-1844)].
In 1798 wordt Louis Henri Bähler namelijk gemeld als ingekomene in Zwolle, waar hij vanaf 18 maart van datzelfde jaar als predikant aan de Waalse kerk is verbonden. En dat bleef hij tot aan zijn dood in 1836. (Hij was dus geen huisleraar bij De Clercq).
Op 12 juni 1803 huwt hij met Henriëtte Wilhelmine Mathilde Despar (geb. 17-12-1765 in Amsterdam).
Zij krijgen (in elk geval) drie kinderen:
– Christian Daniël Louis (1806-1857)
– Pierre Benjamin (1807-??)
– Henri David Francois (1809-1851)
Louis Henri was een groot aanhanger van Isaäc da Costa (1798-1860), de bekende Amsterdamse dichter en historicus en na Willem Bilderdijk dé man van het (Nederlandse) Reveil. Met beide voormannen was Bähler bevriend. Het Reveil (= Opwekking) is een internationale opleving van het christelijke denken in de negentiende eeuw (in Nederland ca. van 1815 tot 1865).
Da Costa (1798-1860) was zoon van een joods bankiersgezin en werd van orthodox-joods later orthodox-christen; iets dat hij pas in 1822, na de dood van zijn ouders bekend maakte – om hen niet te kwetsen.
Een van de beroemdste werken van De Costa is het geruchtmakende “Bezwaren tegen de geest der eeuw” uit 1823. Daarin protesteert hij fel tegen het gedachtegoed van de Verlichting. Verdraagzaamheid is volgens hem een excuus geworden voor slapheid. Zo is hij tegen de afschaffing van de slavernij omdat (volgens Da Costa) “de neger toch door God zelf aan de ver boven hem verheven blanke is dienstbaar gemaakt”.
Louis Henri Bähler houdt, als een reactie op dit geschrift, een preek die ook wordt uitgegeven, waarin hij zijn grote bewondering voor Da Costa blootlegt. Er komt ook een door zijn vrouw in het Nederlands vertaalde versie: “De waarheid in Jezus Christus” (Amsterdam 1824). Da Costa eerde Bähler vervolgens als reactie daarop met een aan hem gewijd gedicht “Aan ds. L.H. Bähler” . De twee recensenten waarvan een reactie op de uitgegeven preek van Bähler bekend is, zijn echter uiterst negatief over diens bijdrage.
In een rapport van de minister van eredienst aan de koning, werd Bähler in mei 1827 neergezet als een “ongunstig persoon”; hij had de Hervormde kerk getypeerd als ´het koninkrijk van het beest’.
Hij had dus forse kritiek op de nogal liberale koers van de kerk. Dat was voor Hendrik de Cock – de man die aan de basis stond van de afscheiding in 1834 – reden om met Louis Bähler contact op te nemen en in gesprek te gaan. Dat gesprek vond in Zwolle plaats op 16 maart 1835 bij de Bählers thuis. Vier dagen later beschrijft Louis Henri Bähler die ontmoeting in een brief aan Isaac da Costa. Louis Bähler heeft dus erg dicht tegen de afscheiding aan gezeten, maar ging uiteindelijk niet over. Zijn tweede zoon, Pierre Benjamin, is wél – toen hij predikant was in Hellendoorn – met de afscheiding meegegaan.
Bähler overlijdt in Zwolle op 11 juli 1836 na een lang ziekbed.
Zijn echtgenote , Henriette Wilhelmine Mathilde Despar (ook wel: de Spar) trad in 1808 toe tot de Waalse kerk.
Ook steunde zij haar man door dik en door dun, vertaalde zijn preken en schreef er soms gedichten bij.
Daarnaast heeft ze een aantal eigen werken gepubliceerd, waaronder in 1826: “Het oude licht en het nieuw licht in den godsdienst” en “Mijn laatste klanken” in 1847, het jaar waarin ze ook overlijdt.
Geschriften van Lous Henri Bähler zijn:
1. Sermon á l’occasion, de l’embrasement de la tour de Zwolle (1815)
(Preek bij gelegenheid van de verbranding van de toren van Zwolle)
2. De waarheid in Jezus Christus (1824)
3. De gedenkdag bij Waterloo (1825)
4. Elia bij de weduwvrouwe van Zarphat (1826)
5. Het gevaar van verharding bij een volk (1826)
6. De klijne wolk, als eenes mans hand, opgaande van de zee (1826)
7. La voix de l’éternel qui crie á la ville (1831)
(De stem van de eeuwige die schreeuwt vanuit de stad)
8. La patience de Job (1834)
(in 1835 vertaald uitgegeven als: De verdraagzaamheid Jobs)
De Nederlandstalige edities zijn soms voorafgegaan door een Franstalige versie.
Bählers echtgenote schreef bij titel nr. 4 een gedicht.
Louis Henri was waarschijnlijk geliefd bij zijn broer. Zijn twee oudste kinderen (de derde niet; die was vlak vóór het opstellen van het testament overleden) erven beide een fortuin van Gabriël Benjamin. Zie het testament hierna.