Adriën Henri, een broer van Louis Bähler, zag op 19 augustus 1869 in Kesteren het levenslicht; hij overleed op 18 mei 1939 in Utrecht.
Hij studeerde aan het conservatorium in Leipzig.
Emigreerde in 1896 als musicus met vrouw en oudste kind naar Pretoria (Zuid-Afrika) om in betrekking te gaan.
Uit de drie huwelijken die hij had zijn in elk geval vijf kinderen geboren.
Het derde kind, Siegfried, geboren op 15 april 1898 in Johannesburg in Zuid Afrika, is violist geweest in het Concertgebouworkest.
Van Adriën Henri Bähler zijn – voor zover bekend is en te achterhalen viel – niet veel muziekwerken bewaard gebleven. Bij het Nederlands Muziekinstituut zijn 20 manuscripten bekend. Bekijk ze HIER.
Één van de prachtige stukken die ik heb kunnen traceren is de Cavatine für Violine und klavierbegeleitung, opus 1.
Het stuk is door Bähler opgedragen aan ‘Ihrer Hochwohlgeboren Fraulein M.H.v. Stipriaan Louisa freudschaftlichst gewidmet’.
Naast de Cavatine, oorspronkelijk geschreven voor viool met pianobegeleiding, is er nog 1 werk uitgegeven bij muziekuitgeverij W.F. Lichtenauer te Rotterdam: een bundel met ˜Six pieces humoresque” voor piano, onder opusnummer 2. Beide stukken werden in april 1892 uitgegeven.
Ook kreeg ik bewerkingen van De Heer is mijn Herder en Psalm 146.
Daarnaast heb ik van hem de Christelijk Evangelische Liedbundel “De Gouden Harp” met daarin 30 liederen die vaak veel gelijkenis vertonen (zowel qua tekst als wat betreft de melodie) met liederen uit de bundel van Johannes de Heer. Dit boekwerkje is in 1906 uitgegeven.
In 1932 werd hem een Duitse ‘onderscheiding’ gegeven:
De eerder genoemde Cavatine is door Arian van der Mark bewerkt voor orgel.
Voor zover bekend zijn er geen opnamen van het originele stuk gemaakt.
Reden te meer om dit – weliswaar in bewerkte versie – voor een breder publiek beschikbaar te stellen.
Arian van der Mark speelde het op de avond van de lezing op het Noormanorgel in de Dorpskerk. U kunt het nu beluisteren: